Lessen uit de gedragsveranderingspilot Brandweer Nederland
‘Pas toen realiseerde ik mij dat ik ’s avonds nog wel eens hoofdpijn had na een dag op het oefencentrum en nu niet meer’. Veilig werken met gevaarlijke stoffen: iedereen weet het, maar niet iedereen doet het. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is bezig met het ontwikkelen van gerichte gedragsinterventies samen met een aantal betrokken beroepsgroepen. Voor deze gedragsveranderingspilot werkte het ministerie samen met Brandweer Nederland en het programma Preventie Beroepsziekten. De pilot onderzocht gedragsverandering bij het dragen van persoonlijke bescherming.
‘Wat stimuleert of weerhoudt een persoon ervan zich veilig te gedragen?’
Startpunt van de pilot was de wens van de brandweer om medewerkers te stimuleren om vaker en beter persoonlijke (adem)beschermingsmiddelen te gebruiken. Deze doelstelling is ietwat abstract. Concreet geformuleerd doelgedrag werkt beter om langdurige gedragsverandering in gang te zetten. Idealiter moet je het doelgedrag kunnen fotograferen. De pilot formuleerde daarom het volgende doelgedrag: brandweerlieden houden het ademluchtmasker 3 minuten op na een oefening in het trainingscentrum. Deze uitdamptijd van 3 minuten is nodig om inademing van schadelijke stoffen uit de brandweerpakken te voorkomen.
Om dit doel te bereiken, is het niet genoeg om simpelweg te zeggen dat je schadelijke stoffen gezondheidsletsel kunnen veroorzaken. Voor langdurige gedragsverandering is het belangrijk om het doelgedrag te koppelen aan iets wat de doelgroep al belangrijk vindt (een haakje dat betekenis geeft aan het gedrag). Ons gedrag wordt namelijk voor een groot deel gestuurd door sociale normen, omgevingsfactoren en psychologische weerstanden. Welke factoren stimuleren of weerhouden een brandweerman ervan zich veilig te gedragen? Uit de analyse van de pilot blijkt dat brandweerlieden een grote verantwoordelijk voelen voor elkaar en veel waarde hechten aan ‘het helpen van anderen’. Een prachtige eigenschap, maar hierdoor komt eigen veiligheid niet altijd op de eerste plaats te staan.
‘Hoe langer je zelf uitdampt, hoe langer je buddy uitdampt.’
De pilot gebruikte 2 interventies. Ten eerste is de briefing van de brandweer aangepast en introduceerde de pilot een buddycheck met duidelijk stappenplan. Briefings wekken nu meer urgentie op en maken gebruik van psychologische technieken als self-persuasion. Zo krijgen brandweerlieden de vraag: bedenk één reden waarom het belangrijk is dat je collega’s na een oefening uitdampen. Door een antwoord te verzinnen, overtuigen ze zichzelf van het belang van uitdampen. Self-persuasion in combinatie met de buddycheck werkt bijzonder goed, vanwege de grote verantwoordelijkheid die brandweerlieden voelen voor elkaars welzijn. Gedragspsycholoog Bob van Dam: ‘We zien in ons onderzoek dat je eigen gedrag van invloed is op het gedrag van je collega’s en dus indirect op hun gezondheid. Wil je de ander helpen? Hoe langer je zelf uitdampt hoe langer je buddy uitdampt.’
Daarnaast introduceerde de pilot een fysieke hub met een timer, waar brandweerlieden na het blussen met hun buddy 3 minuten kunnen uitdampen. Dit vergemakkelijkt het gewenste gedrag en zorgt voor routine. De 3-minuten regel confronteerde brandweerlieden met hun eerdere, onveilige gewoonten. Een brandweerman vertelt in het rapport: ‘Door de metingen bij het oefencentrum kwam ik tot de conclusie om als oefenleider consequenter mijn ademlucht langer op te houden en gebruik te maken van het FFP3-masker (deze maskers bieden het hoogste beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen in de lucht). Pas toen realiseerde ik mij dat ik ’s avonds nog wel eens hoofdpijn had na een dag op het oefencentrum en nu niet meer.’