Wanneer is het te warm om te werken?
Niet alleen de omgevingstemperatuur bepaalt of we het warm hebben, ook de relatieve luchtvochtigheid, de luchtsnelheid, de warmtestraling, de kleding en de fysieke inspanning spelen een rol.
Hoe hoger de relatieve luchtvochtigheid, hoe minder makkelijk ons zweet verdampt, waardoor de koelende werking van het verdampen tekortschiet. Maar ook de mate van inspanning is bepalend. Zo zal iemand met een zittend beroep het minder snel warm krijgen dan iemand die zware lichamelijke arbeid verricht.
Doordat al deze factoren een rol spelen is het lastig vooraf vast te stellen onder welke omstandigheden de gezondheid van de werknemer schade kan oplopen. Een globale indicatie kan verkregen worden door gebruik te maken van de FNV Werkklimaat app. Maar om echter vast te kunnen stellen of er daadwerkelijk sprake is van een ongezonde situatie zal de situatie altijd door een deskundige beoordeeld moeten worden.
Algemene regels voor kantoren
Voor werk in kantoren en kleine werklokalen bestaan er algemene regels om te bepalen of de temperatuur niet te hoog is voor de werkzaamheden die worden verricht. Het gaat hier om een indicatie en dus niet om wettelijke grenswaarden.
- In de zomer is de ideale temperatuur tussen de 23 en 26˚C.
- Bij temperaturen boven de 26˚C is er sprake van een extra lichamelijke belasting en behoort men na te denken over maatregelen
- Voor licht fysiek kantoorwerk geldt een maximum van 28˚C
- Voor intensief lichamelijk inspannend werk geldt een maximum van 26˚C. Mits er een duidelijk voelbare luchtstroom is. Zonder voelbare luchtstroom mag het niet warmer zijn dan 25˚C.
- Voor zeer lichamelijk inspannend werk geldt een maximum van 25˚C. Mits er een voelbare luchtstroom is. Anders mag het niet warmer dan 23˚C zijn.