Bestrijdingsmiddelen worden verdeeld in gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt om (landbouw)gewassen tegen ziekten en plagen te beschermen. Biociden worden ook gebruikt om organismen te bestrijden, maar buiten de land- en tuinbouw.
Gewasbeschermingsmiddelen
De Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb, 2007) omschrijft een gewasbeschermingsmiddel als een mengsel met één of meer werkzame stoffen bestemd om te worden gebruikt om:
- planten of plantaardige producten te beschermen tegen alle schadelijke organismen of de werking daarvan te voorkomen;
- levensprocessen van planten te beïnvloeden, voor zover het niet gaat om voedende stoffen;
- plantaardige producten te bewaren;
- ongewenste planten te doden; en
- delen van planten te vernietigen of een ongewenste groei van planten te remmen of te voorkomen.
De definitie van een biocide is: een mengsel dat één of meer werkzame stoffen bevat, bestemd of aangewend om een schadelijk organisme te vernietigen, af te schrikken, onschadelijk te maken, de effecten daarvan te voorkomen of het op andere wijze langs chemische of biologische weg te bestrijden en dat geen gewasbeschermingsmiddel is.
Wat is het risico?
Alle bestrijdingsmiddelen zijn in meer of mindere mate giftig en daarmee schadelijk voor de gezondheid. Om de kans op schade te beperken worden de bestrijdingsmiddelen getoetst voordat ze op de markt gebracht mogen worden. Als het bestrijdingsmiddel niet veilig is voor mens of milieu wordt het niet toegelaten. Voor de toegelaten bestrijdingsmiddelen worden daarbij gebruiksvoorschriften voor de juiste toepassing en het toegelaten gebruik gegeven. Dit wordt gedaan door het College voor de Toelating van Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden (CTGB).
Bestrijdingsmiddelen kunnen onder andere luchtweg- en huidaandoeningen veroorzaken, maar ook het zenuwstelsel en de vruchtbaarheid/voortplanting schaden en kanker veroorzaken.
Blootstelling (door inademing, huidblootstelling of inslikken) kan plaatsvinden tijdens het klaarmaken van het middel, mengen/laden, en toepassen en reinigen van gebruikte apparatuur of persoonlijke beschermingsmiddelen. Daarnaast kan blootstelling optreden door het betreden van een behandelde ruimte of door contact met behandelde artikelen of plantaardige producten (bijvoorbeeld plukken van fruit of groente).
Het risico voor de gezondheid is groter bij onzorgvuldig werken (of inadequate persoonlijke beschermingsmiddelen gebruiken).
Waar komt een werknemer het tegen?
- Gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt in de land- en tuinbouw (bijvoorbeeld in kassen of boomgaarden).
- Biociden worden onder andere gebruikt in ziekenhuizen, zwembaden en waterleidingbedrijven, in de houtconservering, in stallen en in opslagplaatsen voor diervoeders en voedsel als appels en granen.
Wetgeving
Werkgevers zijn verplicht te zorgen voor een veilige en gezonde werkplek voor werknemers. Zo verplichten de Arbowet en de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden dat het werken met deze middelen geen gevaar mag opleveren voor de veiligheid en gezondheid van werknemers.
Voor de risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) moet de blootstelling aan deze middelen worden beoordeeld.
Er is een licentie verplicht voor het beroepsmatig toepassen, verkopen en/of in opslag hebben van gewasbeschermingsmiddelen en bepaalde biociden. Een licentie toont aan dat de bezitter het middel doelmatig kan toepassen. Meer informatie hierover is te vinden op de website van Bureau Erkenningen.
Werknemers zijn verplicht de veiligheidsvoorschriften en -instructies van een bestrijdingsmiddel op te volgen en veilig en gezond te werken. Op elk etiket staat wat de werkzame stof is en welke risico’s deze heeft en welke werkwijze toegepast moet worden. Ook wordt vermeld welke persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM’s) werknemers moeten gebruiken. Wel moet de werkgever bepalen welke specifieke PBM’s noodzakelijk zijn (dit kan vaak op grond van informatie op het Veiligheidsinformatieblad of anders bij de leverancier van het bestrijdingsmiddel).
Een werkgever moet voor de situatie in het bedrijf beoordelen of de aangegeven bescherming op het etiket passend is, want er kan een ander niveau van bescherming nodig zijn als de situatie in het bedrijf afwijkt van de situatie die op het etiket beschreven staat.
Herken het risico
Een werkgever moet de aard, mate en duur van de blootstelling aan gevaarlijke stoffen vaststellen. De hoogte van het risico kan worden bepaald met metingen of door een schatting te maken met behulp van modellen. Een arbodienst of gespecialiseerd adviesbureau kan adviseren.
Hoe kan blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen en biociden worden beheerst of voorkomen?
Grote aandacht moet worden besteed aan goede beheersmaatregelen. De beheersing dient aan de volgende eisen te voldoen om adequaat te kunnen worden genoemd: de basisprincipes van goede beheersing zijn toegepast en de grenswaarde van de betrokken stof wordt niet overschreden. Voor een effectieve beheersing op lange termijn moeten de maatregelen praktisch, uitvoerbaar en duurzaam zijn.
Vormen van beheersmaatregelen in volgorde van de arbeidshygiënische strategie zijn:
- Bronmaatregelen: beperk of verhinder de verspreiding van het middel aan de bron, onder andere door de keuze van het middel en de aard van de formulering. En kies voor een bestrijding zonder chemische middelen.
- Organisatorische maatregelen: zorg bijvoorbeeld voor roulatie van werkzaamheden en voor voorlichting en training van de werknemers.
- Technische maatregelen: kies bijvoorbeeld de juiste spuitdop of toepassingstechniek of gebruik een tractor met gesloten cabine.
- Persoonlijke beschermingsmiddelen: besteed aandacht aan de inherente effectiviteit van de maatregel en het feitelijk gebruik ervan (persoonlijke hygiëne). Persoonlijke beschermingsmiddelen zijn bijvoorbeeld handschoenen, beschermende kleding en adembescherming.
Aanvullende beheersmaatregelen:
- Niet roken, drinken of eten op de werkplek.
- Blootstellingsregistratie is verplicht indien blootstelling mogelijk is aan een kankerverwekkende, mutagene of een stof die schadelijk is voor de voortplanting (zie Arbeidsomstandighedenbesluit artikel 4.2a en artikel 4.13 en artikel 4.15).