Reprotoxische stoffen (ook wel: reproductietoxische stoffen of voor de voortplanting giftige stoffen) hebben invloed op de voortplanting van mannen en vrouwen. Ze kunnen invloed hebben op de vruchtbaarheid en op het ongeboren kind tijdens de zwangerschap. Daarnaast zijn er ook stoffen die terechtkomen in de borstvoeding en schadelijk kunnen zijn voor de baby. In de wet zijn eisen opgenomen voor het werken met reprotoxische stoffen. Deze eisen zijn in 2024 gewijzigd.
Afhankelijk van de stof en de hoogte van de blootstelling kunnen reprotoxische stoffen leiden tot:
- verminderde vruchtbaarheid van mannen en/of vrouwen;
- miskramen of vroeggeboortes;
- beschadiging van het ongeboren kind;
- beschadiging van zuigelingen (via de borstvoeding).
Er zijn veel verschillende beroepen waarin werkenden kunnen worden blootgesteld aan reprotoxische stoffen. Enkele voorbeelden zijn schoonmakers, laboratoriummedewerkers, schilders, verpleegkundigen, apothekersassistenten, boeren en tuinders.
Welke stoffen zijn reprotoxisch?
Op de verpakking van producten kan aangegeven zijn of het gaat om een gevaarlijke stof. Het gevaarpictogram geeft dan aan om welk gevaar het gaat.
Voor stoffen die een risico vormen voor de gezondheid wordt het afgebeelde pictogram gebruikt. Dit pictogram geeft niet aan om wélk gezondheidsgevaar het gaat. De H-zinnen (gevaarsaanduidingen) op het etiket en het veiligheidsinformatieblad geven meer informatie.
Reprotoxische stoffen zijn te herkennen aan de volgende H-zinnen.
Reprotoxische stoffen zijn onder andere lood, bepaalde bestrijdingsmiddelen, geneesmiddelen, hormonen, weekmakers, lijmen, lakken en oplosmiddelen.
SZW-lijst met CMR-stoffen
Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) publiceert twee keer per jaar een lijst met CMR-stoffen (Carcinogeen/Mutageen/Reprotoxisch). Dit zijn stoffen die kankerverwekkend of schadelijk voor de voortplanting zijn. Ook kunnen deze stoffen DNA-schade veroorzaken. Werkgevers kunnen deze lijst niet als volledig zien. Als een werkgever een aanwijzing heeft dat een stof een CMR-stof is, bijvoorbeeld op basis van het veiligheidsinformatieblad (VIB), dan moet hij of zij die stof als een CMR-stof beschouwen. Ook als deze stof niet op de lijst voorkomt.
Het is belangrijk om te beoordelen of de stoffen die in het bedrijf of de instelling aanwezig zijn CMR-stoffen zijn. Hiervoor heeft de werkgever een aantal bronnen tot zijn of haar beschikking:
- Het Veiligheidsinformatieblad (VIB): het VIB geeft informatie over de gevaren van de gekochte stof en veilig gebruik. Het format en het type informatie is verplicht. De Europese producent van de stof of importeur van de stof in Europa maakt het VIB en is verantwoordelijk voor de informatie. Dit is inclusief onderzoeken die gedaan moeten worden om het VIB van de juiste informatie te voorzien.
- De SZW-lijst met CMR-stoffen van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW): het ministerie publiceert 2 keer per jaar een geactualiseerde versie van de lijst met stoffen en processen die kankerverwekkend zijn, en/of stoffen die mutageen zijn en/of giftig zijn voor de voortplanting.
- De lijst met geharmoniseerde Europese classificaties van de EU is te vinden in Bijlage VI van de CLP-verordening.
- Adviesrapporten met nieuwe nationale classificaties: deze rapporten worden gepubliceerd op de website van de Gezondheidsraad.
- De IARC-lijst van de WHO met classificaties van kankerverwekkende stoffen.
Werkgevers in organisaties waar reprotoxische stoffen voorkomen, doen er goed aan een toxicoloog of arbeidshygiënist te raadplegen. Deze kan advies geven over mogelijke risico's voor de gezondheid van blootgestelde werkenden.